Onderzoek naar barrières op het gebied van sport en bewegen

Haarlem heeft en doet veel voor jong en oud. Toch is er een groot aantal jongeren dat op de middelbare schoolleeftijd stopt met sporten en actief bewegen. Vooral adolescente meiden vinden het lastig een passend sportaanbod te vinden of actief te blijven. Maar welke sport- of beweegactiviteit past bij meiden in de leeftijdsgroep 13 tot 20 jaar, hoe moet een passende sport worden aangeboden en welke barrières ervaren zij op het gebied van sport en bewegen? Deze vragen waren de basis voor een onderzoek dat is uitgevoerd door de gemeente Haarlem in samenwerking met Hogeschool Inholland, SportSupport en Voetlab (KNVB).

Onder adolescenten is gebleken dat dat 80% de richtlijn ‘gezond bewegen’ niet haalt, waarbij de meiden minder bewegen dan de jongens. Adolescente meiden nemen bij het ouder worden steeds minder deel aan competitieve sporten, maar lijken vooral behoefte te hebben aan non-competitieve vormen van bewegen. Dit sluit aan bij de bevindingen van een Nederlands onderzoek onder Rotterdamse meiden, zij vonden dat meiden in de adolescente leeftijd behoefte hebben aan vrije sporttijden, en contactsporten minder waarderen.

Een studie uit Scandinavië heeft laten zien dat meiden baat hebben bij een positieve, gastvrije sfeer binnen een sportvereniging. Jongeren van nu lijken minder behoefte te hebben aan sporten bij een vaste sportclub. Ondanks dat is ongeveer een derde van het totaal aantal leden binnen verenigingen een jeugdlid (5 t/m 18 jaar oud). Maar met het vorderen van de leeftijd is er een afname in lidmaatschap onder jongeren bij sportverenigingen zichtbaar. Kinderen starten hun sportcarrière dus vaak in verenigingsverband, maar bij het ouder worden ontstaat er een uitstroom. Dit vraagt om een andere aanpak. Maar welke? Hoe moet een meer passend sportaanbod eruit zien? In samenwerking met Voetlab van de KNVB, Hogeschool Inholland en Sportsupport is de gemeente Haarlem een onderzoek gestart om op deze vragen een antwoord te vinden.

Redenen om te gaan sporten

Adolescente meiden (13-20 jaar) van verschillende middelbare scholen in Haarlem zijn uitgenodigd om deel te nemen aan een online vragenlijst over sport en beweegmogelijkheden in de buurt. Om deel te kunnen nemen moesten de meiden de juiste leeftijd hebben en in Haarlem of in een randgemeente van Haarlem wonen. De online vragenlijst kon anoniem worden ingevuld. In totaal hebben 132 meiden deelgenomen aan het onderzoek. Hun gemiddelde leeftijd was 14,7 jaar en 70% beschreef zichzelf als sporter. 73% procent van de respondenten kwam uit de stad Haarlem. Ongeveer de helft van de deelnemers (48,5%) heeft aangegeven minimaal drie keer in de week te sporten. Zeven procent van de meiden geeft aan helemaal niet te sporten.

In de online-vragenlijst konden deelnemers met een score van 1-10 aangeven hoe relevant de betreffende uitspraak over de ‘reden om te sporten of bewegen’ voor hen was. Uit de resultaten van deze studie blijkt dat plezier en gezelligheid belangrijke redenen zijn om te sporten. Fit worden is de op twee na belangrijkste reden die werd genoemd. Erbij horen, uit huis weg zijn en afreageren waren de drie laagst gescoorde items. Er zijn geen grote verschillen waargenomen tussen meiden die zichzelf als sporter beschrijven versus meiden die zichzelf beschrijven als niet-sporter. Enkele verschillen zijn te vinden binnen de items: Afvallen/ op gewicht blijven (meer van belang bij ‘niet-sporters’) en ‘om energie kwijt te raken’ (meer van belang bij ‘sporters’).

Redenen voor het stoppen waren uiteenlopend, maar ‘het werd saai’ of ‘die sport paste niet meer bij mij’ werd vaak genoemd.

Van de op dit moment sportende deelnemers (n=123; 93% van het totaal) geeft bijna de helft aan te sporten in teamverband (45.6%); waarbij het sporten in teamverband door 21% wordt gecombineerd met een individuele sport- of beweegactiviteit zoals hardlopen of fitness.

Binnen de sporten die de meiden nu beoefenen komt hockey het meest voor (24 keer; 20%), gevolgd door hardlopen en dansen (beide 21 keer; 17%). Bij de sporten die de meiden in het verleden hebben beoefend komt naar voren dat 30% van de meiden vroeger op dansen heeft gezeten (39 keer genoemd). Op nummer twee en drie van veel beoefende sporten op jongere leeftijd staan tennis (33 keer; 25%) en turnen (29 keer; 22%). Bij sommige sporten is een groot verschil te zien tussen participatie nu en in het verleden, zoals bij ballet (nu 1 keer; vroeger 24 keer) en judo (nu niet; vroeger 16 keer). Redenen voor het stoppen waren uiteenlopend, maar ‘het werd saai’ of ‘die sport paste niet meer bij mij’ werd vaak genoemd.

Barrières

Sporten blijkt niet alleen fijn, er zitten ook nadelen aan, zo melden de deelnemende meiden. Deze nadelen waren vooral gekoppeld aan effecten van sport. Zo gaf een groot aantal meiden (n= 30) aan dat hun conditie niet altijd toereikend is/was als het gaat om sporten en vonden vijftien meiden de kans op blessures of spierpijn vervelend. Twintig andere meiden gaven aan dat zij vaak de motivatie misten om te sporten, of om grensverleggend bezig te zijn, met nog eens achttien anderen die aangeven problemen te hebben met het naar de sportlocatie toegaan en het starten met sporten.

De tijd die het kost om erheen te gaan of te sporten t.o.v. de beschikbare vrije tijd naast school(werk) werd door dertien meiden aangegeven als belemmerend. Een iets kleinere groep van negen deelnemers vond de opzet van trainingen niet altijd prettig. De kans op vervelende trainers of ‘stomme’ medesporters werd door zeven anderen aangegeven als een onplezierig element van sporten. Daarentegen waren er ook zestien meiden die geen barrières konden bedenken als het gaat om sport of bewegen. Centraal werd genoemd dat meer overzicht in de beschikbare sporten voor jonge meiden van toegevoegde waarde zou kunnen zijn, zodat het maken van passende keuzes eenvoudiger is.

Sportwensen

Een algemeen doel van dit onderzoek is het inventariseren van wensen van meiden in de leeftijd van 13-20 jaar. Meiden werd gevraag elementen te benoemen die in hun optimale sport- of beweegactiviteit terug zouden moeten komen. Als belangrijke elementen gaven veel meiden aan dat er samen of in teamverband moet worden gesport (n= 26; 20%). Opgesomd door ongeveer 10 tot 15% van de deelnemers zijn: Muziek en/of dans, sporten afwisselen/ in mix aanbieden, een intensieve of high impact training, balsporten of iets met een bal. Wel genoemd maar door een kleiner aantal meiden zijn: water(sporten) en mentale sportelementen (werken aan motivatie en doorzettingsvermogen).

Kijkend naar verschillen tussen meiden die zichzelf categoriseren als sporter versus niet-sporter, dan is te zien dat 38% van de groep ‘sporters’ een team- of balspelen leuk vindt, tegenover 20% bij de ‘niet-sporters’. Tevens is te zien dat onder de ‘niet-sporters’ 26% graag een girls-only sport wil en 66% het niet erg vindt als er jongens mee sporten. Bij de meiden die zichzelf een sporter noemen is dat 8% voor een girls-only sport, versus 77% voor een sport waarbij het niet erg is dat jongens meedoen. De rest wil juist graag samen met jongens sporten (niet-sporters 9%; sporters 14%).

Voor de praktijk zal er gekeken moeten worden naar een combi-sport optie waar meiden makkelijk binnen kunnen lopen en zich welkom voelen

Trainer voorkeuren zijn er niet echt. Vele geven aan dat iemand kundig moet zijn, en enthousiasmerend. Maar waar de één behoefte heeft aan een strenge trainer, wil de ander juist een zacht en aardig persoon die vooral helpt. Uiteraard is er hierbij een samenhang met de aanwezigheid of afwezigheid van de wens om te presteren.

We hebben ook gevraagd of muziek een toegevoegde waarde heeft bij sporten, er is daarbij wederom gekeken naar verschillen tussen meiden die zichzelf beschrijven als ‘sporter’ en meiden die zichzelf beschrijven als ‘niet-sporter’ (het gaat hier dus om een mening en betekent niet dat ze niet sporten). Van de meiden die zichzelf beschrijven als niet-sporter vindt 65% procent muziek van grote toegevoegde waarde, waarbij ongeveer de helft van de zelf-beschreven sporters het een beetje van toegevoegde waarde vond.

Kijkend naar de maximale prijs die de jeugd zelf wil betalen voor een (nieuwe) sport is 10 tot 20 euro per maand het meest genoemd (54 keer), een prijs van 20 tot 30 euro per maand wordt door een groot deel ook nog acceptabel gezien (51 keer). Hierin zijn geen grote verschillen tussen meiden die zichzelf beschrijven als sporter of niet-sporter.

Bij 106 deelnemers (80%) betalen ouders/ verzorgers alle contributiegelden. Vijftien deelnemers (10%) hebben aangegeven dat hun ouders/ verzorgers 1 sport betalen en zij de rest, vier deelnemers betalen alle sportkosten zelf en voor zeven deelnemers was deze vraag niet van toepassing.

Wat leren we hieruit?

Voor het verhogen van sportparticipatie is het van belang om de doelgroep te bereiken die nog niet of nog niet frequent sport. Om die reden is het onderscheid gemaakt tussen sporters en niet sporters, of beter gezegd tussen zelf-beschreven sporters en niet-sporters. Het aantal meiden dat helemaal niet op regelmatige wijze aan een vorm van reguliere sport of bewegen deelname was namelijk 7% en daarmee erg laag voor een goede vergelijking. Het antwoord op de vraag wat minder actieve meiden nodig hebben om te gaan sporten is, zo blijkt ook uit dit onderzoek, niet eenvoudig te beantwoorden. De verkregen antwoorden verschillen niet groots van elkaar. Het lijkt echter wel zo te zijn dat meiden die minder sporten of zichzelf beschrijven als geen sporter meer waarde hechten aan ondersteunende factoren; zoals muziek bij het sporten, samen werken, een goede sfeer en motivatie verhogend. Zij lijken minder waarde te hechten aan competitie-elementen. Niet geheel onverwachts hebben zij ook minder geld over voor sport.

De vertaling van deze bevindingen voor de praktijk zal zijn dat er gekeken moet worden naar een combi-sport optie waar meiden makkelijk binnen kunnen lopen en zich welkom voelen. Er moet ruimte zijn voor ontspanning, sociale contacten en moet tevens intensieve sportopties met muziek bieden, bij voorkeur gegeven door goede enthousiasmerende trainers. We gaan in Haarlem kijken wat de mogelijkheden zijn voor een dergelijk sportaanbod.

Katja Braam is wetenschappelijk onderzoeker en docent bij de opleiding Sportkunde van Hogeschool Inholland te Haarlem. Lees hier haar volledige profiel.

Aan dit artikel werkten ook mee: Vivianne Hahn (Hogeschool Inholland), Jurri Groenendijk (KNVB – Voetlab), Tim Vreeburg (Hogeschool Inholland), Bas de Wit (Sportsupport Haarlem) en Ginny Hamilton (Gemeente Haarlem).

BRON: www.sportenstrategie.nl